| |Grand document=-Lettre du 29 juin 1774 (de Den Haag) : « Wel eedle Heer en waarde Vriend, Hier nevens gaat met enig leedweezen de Arsinoe voor f 150. Herinner mij thans niet meer daar voor aan Uwe betaalt te hebben. Wat het geld belangt zal hetzelve van Uwe in augustus eerstkomende ontfangen, ofte zo ik in tusschen eenige kleinigheden tot Amsteldam te betalen mogte hebben, zal Uwe hoop ik niet kwalijk nemen dat over haar tot die somme toe, disponeere. Versoeke ten spoedigsten kennis van den ontvangst dezer, en teffens eerstelijk of Uwe mij voor eenige dagen ter leen geliefd te zenden een koper penningkje van Trijphon, mits de kop volmaakt geconditioneerd zij. En ten tweeden gaat hier nevens het afdrukzel van een steen. Uwe gelieve de kop te collationeeren met hare Grieksche Kooningen hetzij zilver of koper, en zo Uwe eene medaille mogte vinden daar de gelijkenis kan weezen en werk compleet was (waar aan ik niet twijffele) gelieve Uwe mij dezelve insgelijks voor eenige dagen te doen toe komen. Zo neen, verzoek ik de Demetrius die ik eertijts gehad hebbe en onder Vosmaers penningen is te mogen zien, zal beide de penningen zo ras Uwe geliefd restitueeren. Ik beken de ΚΟΡΑΣ wat verongelijkt te hebben, dog echter zal die penning altijd twijffelagtig zijn om meer dan eene reden. Thans alle ongenoegen vernietigt zijnde, zo gelief Uwe mij eens opregt te zeggen haar oordeel over de Lyzimachus. N.B. ik zoude dezelve gemakkelijk hebben kunnen krijgen, dog de groote somme die Uwe voor die collectie betaalde gaf mij medelijden. Echter beken ik dat in Uwe plaats zijnde, ik Vosmaers penningen ook tot alle prijzen zoude hebben gekocht. Hebbe de eer volmaaktelijk te zijn, wel eedle Heer en waarde Vriend, Uwes gehoorzaamste dienaar. Hemsterhuis. s’ Hage, 29 juny 1774 » (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 60; Sluis 2017, lettre 12/65, p. 85-86). | | |Grand document=-Lettre du 29 juin 1774 (de Den Haag) : « Wel eedle Heer en waarde Vriend, Hier nevens gaat met enig leedweezen de Arsinoe voor f 150. Herinner mij thans niet meer daar voor aan Uwe betaalt te hebben. Wat het geld belangt zal hetzelve van Uwe in augustus eerstkomende ontfangen, ofte zo ik in tusschen eenige kleinigheden tot Amsteldam te betalen mogte hebben, zal Uwe hoop ik niet kwalijk nemen dat over haar tot die somme toe, disponeere. Versoeke ten spoedigsten kennis van den ontvangst dezer, en teffens eerstelijk of Uwe mij voor eenige dagen ter leen geliefd te zenden een koper penningkje van Trijphon, mits de kop volmaakt geconditioneerd zij. En ten tweeden gaat hier nevens het afdrukzel van een steen. Uwe gelieve de kop te collationeeren met hare Grieksche Kooningen hetzij zilver of koper, en zo Uwe eene medaille mogte vinden daar de gelijkenis kan weezen en werk compleet was (waar aan ik niet twijffele) gelieve Uwe mij dezelve insgelijks voor eenige dagen te doen toe komen. Zo neen, verzoek ik de Demetrius die ik eertijts gehad hebbe en onder Vosmaers penningen is te mogen zien, zal beide de penningen zo ras Uwe geliefd restitueeren. Ik beken de ΚΟΡΑΣ wat verongelijkt te hebben, dog echter zal die penning altijd twijffelagtig zijn om meer dan eene reden. Thans alle ongenoegen vernietigt zijnde, zo gelief Uwe mij eens opregt te zeggen haar oordeel over de Lyzimachus. N.B. ik zoude dezelve gemakkelijk hebben kunnen krijgen, dog de groote somme die Uwe voor die collectie betaalde gaf mij medelijden. Echter beken ik dat in Uwe plaats zijnde, ik Vosmaers penningen ook tot alle prijzen zoude hebben gekocht. Hebbe de eer volmaaktelijk te zijn, wel eedle Heer en waarde Vriend, Uwes gehoorzaamste dienaar. Hemsterhuis. s’ Hage, 29 juny 1774 » (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 60; Sluis 2017, lettre 12/65, p. 85-86). |