|
|
(One intermediate revision by one other user not shown) |
Line 1: |
Line 1: |
| {{Correspondence | | {{Correspondence |
| |Institution=The Hague, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum | | |Institution=The Hague, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum |
| |Inventory=Archief van Damme, 401 / 71 | | |Inventory=Archief van Damme 401, f° 71 |
| |Author=François Hemsterhuis | | |Author=François Hemsterhuis |
| |Recipient=Pieter van Damme | | |Recipient=Pieter van Damme |
Line 9: |
Line 9: |
| |Associated persons=Gisbert Cuper | | |Associated persons=Gisbert Cuper |
| |Literature=Sluis 2017, lettre 12/105, p. 137-138 | | |Literature=Sluis 2017, lettre 12/105, p. 137-138 |
| |Numismatic keyword=medaglions; greek; coin price | | |Numismatic keyword=greek; coin price; medallions |
| |CorrespondenceLanguage=Dutch | | |CorrespondenceLanguage=Dutch |
| |Link=https://www.rug.nl/library/heritage/hemsterhuis/brieven | | |Link=https://www.rug.nl/library/heritage/hemsterhuis/brieven |
| |Grand document=-Lettre du 22 mars 1780 (de Den Haag) : « Wel eedle Heer en Vriend, Deze dient om Uwe kennis te geven dat het bewuste zakje ter zijner tijt wel is aangekomen. Wat de waardij van het medaillon betreft nijmand hier te lande kan daar over beter oordeelen dan wij beiden, en voorzeker kunnen wij daar omtrent niet verschillen van gedagten. Ik had het zelve reeds enige tijt in mijne magt met een vast voornemen om het altoos te bewaaren, dog eindelijk kreeg het vermaak om daar over met Uwe te spreeken de overhand, en deed mij schrijven; maar bemerkende dat Uwe zo vierig naar het bezit van deeze eenige en raare penning zoude zijn dan ik, hebbe ik Uwe een ruil geproponeert van 3 Griexe penningen of van het bewuste schild. Ik heb de gemelde Griexe penningen voorzeker gewagt tot op het oogenblik dat Uwes missive saturdag ontfong. En wanneer ik zag dat Uwe zwaarighijt maakte van aan mij 3 penningen af te staan die Uwe ten minsten drie maal bezit, en zulks voor een stuk dat nimmermeer te bekomen kan zijn, beken ik dat het mij leed deed van eenige prijs te hebben gesprooken. Hoe het zij de zaak is thans afgedaan, en ik feliciteere Uwe met die principaalste penning van haare geheele collectie. Dog indien egter Uwe dezelve niet als zodanig mogte aanmerken, bidde ik Uwe de koop terstont te niet te doen, wanneer ik belove de penning of altoos te zullen bewaaren of nimmer voor dergelijk een prijs aan eenig mensch ter waereld te zullen overlaten. Blijve in afwagting van Uwes weezentlijke gedagten over den penning, met alle agting, wel eedle Heer en Vriend, Uwes ootmoedige en gehoorsaeme dienaer. Hemsterhuis. s’ Hage, woensdag 22 maart 1780. Uwe kan de schriften van Cuper voortaan als haar in volkomen eigendom toebehoorende aanmerken. (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 71; Sluis 2017, lettre 12/105, p. 137-138). | | |Grand document=-Lettre du 22 mars 1780 (de Den Haag) : « Wel eedle Heer en Vriend, Deze dient om Uwe kennis te geven dat het bewuste zakje ter zijner tijt wel is aangekomen. Wat de waardij van het medaillon betreft nijmand hier te lande kan daar over beter oordeelen dan wij beiden, en voorzeker kunnen wij daar omtrent niet verschillen van gedagten. Ik had het zelve reeds enige tijt in mijne magt met een vast voornemen om het altoos te bewaaren, dog eindelijk kreeg het vermaak om daar over met Uwe te spreeken de overhand, en deed mij schrijven; maar bemerkende dat Uwe zo vierig naar het bezit van deeze eenige en raare penning zoude zijn dan ik, hebbe ik Uwe een ruil geproponeert van 3 Griexe penningen of van het bewuste schild. Ik heb de gemelde Griexe penningen voorzeker gewagt tot op het oogenblik dat Uwes missive saturdag ontfong. En wanneer ik zag dat Uwe zwaarighijt maakte van aan mij 3 penningen af te staan die Uwe ten minsten drie maal bezit, en zulks voor een stuk dat nimmermeer te bekomen kan zijn, beken ik dat het mij leed deed van eenige prijs te hebben gesprooken. Hoe het zij de zaak is thans afgedaan, en ik feliciteere Uwe met die principaalste penning van haare geheele collectie. Dog indien egter Uwe dezelve niet als zodanig mogte aanmerken, bidde ik Uwe de koop terstont te niet te doen, wanneer ik belove de penning of altoos te zullen bewaaren of nimmer voor dergelijk een prijs aan eenig mensch ter waereld te zullen overlaten. Blijve in afwagting van Uwes weezentlijke gedagten over den penning, met alle agting, wel eedle Heer en Vriend, Uwes ootmoedige en gehoorsaeme dienaer. Hemsterhuis. s’ Hage, woensdag 22 maart 1780. Uwe kan de schriften van Cuper voortaan als haar in volkomen eigendom toebehoorende aanmerken. (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 71; Sluis 2017, lettre 12/105, p. 137-138). |
| }} | | }} |