François Hemsterhuis - Pieter van Damme - 1772-4-21

From Fina Wiki
Revision as of 15:44, 27 October 2020 by FDeCallatay (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


François Hemsterhuis, The Hague

François Hemsterhuis - Pieter van Damme - 1772-4-21
FINA IDUnique ID of the page  8719
InstitutionName of Institution. The Hague, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum
InventoryInventory number. Archief van Damme 401, f° 51-52
AuthorAuthor of the document. François Hemsterhuis
RecipientRecipient of the correspondence. Pieter van Damme
Correspondence dateDate when the correspondence was written: day - month - year . April 21, 1772
PlacePlace of publication of the book, composition of the document or institution. The Hague 52° 4' 29.82" N, 4° 16' 10.85" E
Associated personsNames of Persons who are mentioned in the annotation. Louis Dutens, Hendrik Fagel
LiteratureReference to literature. Sluis 2017, lettre 12/57, p. 75-761
KeywordNumismatic Keywords  Greek , Roman , Bargain
LanguageLanguage of the correspondence Dutch
External LinkLink to external information, e.g. Wikpedia  https://www.rug.nl/library/heritage/hemsterhuis/brieven
Map
Loading map...
You can move or zoom the map to explore other correspondence!
Grand documentOriginal passage from the "Grand document".

-Lettre du 21 avril 1772 (de Den Haag) : « Wel eedle Heer en Vriend, Hier nevens gaan te rug de twee missiven van de Heeren Fagel en Dutens. Zie hier de ware toedragt der zake van de drie fraaje medailles. Veele maanden geleeden komt zeker Heer bij mij, en vraagt mij de waarde van 12 zilvre medailles dewelke buiten s’lands bij geval door deszelfs neef gekocht waaren. Onder deze 12 bevonden zig de drie Griexe in questie zijnde, de overige negen Roomsche Kijzers. Ik deed terstont voor de drie Griexe, dewelke ik nimmer gezien had, een bod zodanig, dat gemelde Heer mij daadelijk antwoorde dat hij op zig nam mij die 3 penningen voor de gebooden prijs over te laten. Uwe begrijpt ligtelijk dat ik ze op het ogenblik na mij nam en betaalde. De Heer Fagel vervolgens deze penningen ziende, en spreekende over Uwe en over de Heere Dutens, beloofde ik eindelijk aan den Heer Fagel deze drie penningen te zullen afstaan in gevalle hij door dezelven bij Uwe eene favorable negotiatie met den Heere Dutens nopens gegraveerde steenen, zoude kunnen te weeg brengen. Naderhand is Uwe ten mijnent geweest, en in dien tijt heeft de Heer Fagel over de drie penningen met regt gesprooken als of ze de zijne waaren, in hoop dat de gemelde negotiatie plaats mogte grijpen, dog de tijt daar na verlopende en alle schijn van negotiatie verdweenen zijnde, zo zijn mijne waarde drie steede penningen wedergekeert in handen van den regten eijgenaer. Ik zoude dezelve aan Uwe hebben afgestaan voor de twee goude penningen in mijne vorige gemelt, waar van ik de eene gaerne had wederom gehad en waar van de andre zoude gedient hebben voor een vriend. Dog zulks onmogelijk zijnde zullen wij van die onderhandeling afstappen. De dispositie van den Heere Dutens om zig voortaan op de Roomsche penningen te leggen is zo gunstig dat ik niet derve twijffelen of Uwe zal daar zonder bedenking alle mogelijk gebruik van maken. Ik heb abuis in den dingsdag gehad en zal Uwe den 21sten dezer met blijdschap ontfangen. Hebbe intusschen de eer met hoogagting te zijn, wel eedle Heer en Vriend, Uwes ootmoedige en gehoorsaeme dienaer. Hemsterhuis. s’ Hage, den 21sten april 1772 » (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 51-52; Sluis 2017, lettre 12/57, p. 75-76).

References

  1. ^  Sluis, Jacob van (2017), François Hemsterhuis. Briefwisseling met overige correspondenten. Hemsterhusiana, volume 12, Groningen