François Hemsterhuis - Pieter van Damme - 1786-6-8

From Fina Wiki
Revision as of 15:33, 27 October 2020 by FDeCallatay (talk | contribs)


François Hemsterhuis, The Hague

François Hemsterhuis - Pieter van Damme - 1786-6-8
FINA IDUnique ID of the page  8746
InstitutionName of Institution. The Hague, Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum
InventoryInventory number. Archief van Damme 401, f° 79
AuthorAuthor of the document. François Hemsterhuis
RecipientRecipient of the correspondence. Pieter van Damme
Correspondence dateDate when the correspondence was written: day - month - year . June 8, 1786
PlacePlace of publication of the book, composition of the document or institution. The Hague 52° 4' 29.82" N, 4° 16' 10.85" E
Associated personsNames of Persons who are mentioned in the annotation. Charles Patin
LiteratureReference to literature. Sluis 2017, lettre 12/148, p. 219-221Sluis 2017
KeywordNumismatic Keywords  Coin Price , Greek , Seleucids , Antiochos , Augustus , Plato , Book , Forgeries
LanguageLanguage of the correspondence Dutch
External LinkLink to external information, e.g. Wikpedia  https://www.rug.nl/library/heritage/hemsterhuis/brieven
Map
Loading map...
You can move or zoom the map to explore other correspondence!
Grand documentOriginal passage from the "Grand document".

-Lettre du 8 juin 1786 (de Den Haag) : «Wel eedle Heer en hoog geagte Vriend, De reeden van mijn zo lang stil zwijgen is niet alleen geweest mijne afweezighijt, maar wel voornamentlijk het veele maanden te huis zitten aan bijkans ondraagelijke pijnen, die mij als nog niet geheel hebben verlaaten. Uwe zij versekert dat ik zelf geduurende dien tijd twintig gelegenheeden hebbe waargenomen om den bewusten Heer tot ons oogmerk te brengen, en Uwe zoude bezwaarlijk geloven welke presenten en ruilingen ik al werkelijk hebbe gedaan, dog altoos zonder vrugt. Drie weeken geleeden heb ik f 180 voor de Antiochus alleen gebooden, en dat bod zedert meermalen herhaalt, dog mede vrugteloos; echter heeft onze vriend mij twee dagen geleeden verlaten, op eene wijze die mij niet alle hoop heeft afgesneeden. Ik bid Uwe mij met de zaak te laten geworden, ten zij Uwe beter agendaris mogte weeten, het welk mij lief zal zijn. Mijn voornemen is de penning magtig te worden het zij hoe het zij, mits geene schreeuwende buitenspoorigheden begaande. Zo ras ik dezelve zal bekomen hebbe, zal ik Uwe terstont oopening doen van het gehandelde, en Uwe zal volstrekt meester zijn de penning te houden, of ze mij te laten naar welgevallen, waar uit Uwe ten minsten zal kunnen oordeelen welke waardije ik op de Antiochus stel in een tijt, dat ik dat soort van zaaken met meer bedaarthijt kan beoordeelen dan wel voorheen. Voor eenige weeken hebbe ik van Uwe hand ontfangen het werk van Rudbek. Hebbe de eer gehad Uwe te zeggen dat ik het zelve van den Heere Van der Borgh uit Zweeden verwagtende ben, echter bidde ik Uwe mij te melden de prijs van dit exemplaar. Voor het ovrige bid ik Uwe van te vertrouwen dat de medaille de onze zal zijn, met de allerminst mogelijke kosten. Geloof teffens dat ik ook nog eene andre reeden hebbe om in deezen geene te grove spoorloosheeden te doen. Hebbe de eer te zijn met alle hoogagting en met den onderlingen ijver die liefhebbers betaamt, wel eedle Heer en waarde Vriend, Uwes ootmoedige en gehoorzaeme dienaer. Hemsterhuis. Ken Uwe de medaille van Augustus met het hoofd van Plato voor ravers, daar Patin van spreekt zo ik mij niet bedrieg? Is dezelve valsch of echt en wat metaal? » (Den Haag, Museum Meermanno, Archief van Damme, 401 / 79 ; Sluis 2017, lettre 12/148, p. 219-221).